Het boek Johannes is een evangelie dat verhalende geschiedenis, preken, gelijkenissen en een paar profetische orakels bevat. Het is geschreven door de discipel/apostel Johannes rond 85-95 na Christus. De belangrijkste persoonlijkheden van dit boek zijn Jezus Christus, zijn twaalf discipelen, Maria Magdalena, Johannes de Doper, Lazarus, zijn zussen Maria en Martha, joodse religieuze leiders en Pilatus. Het is geschreven zodat iedereen kan geloven in Jezus Christus, de Zoon van God die eeuwig leven geeft. Het evangelie van Johannes gebruikt het woord 'Geloof' 98 keer en het woord 'Leven' 36 keer, in een poging om het belang te verankeren dat iemand moet geloven om eeuwig te leven. Johannes is niet een van de drie synoptische (algemene visie) evangeliën, maar is in plaats daarvan geschreven met een meer theologische inhoud, maar toch even geïnspireerd en belangrijk als de eerste drie evangeliën. • Hoofdstuk 1 is de preambule van de komende bediening van de Messias. Johannes geeft duidelijk bewijs dat Jezus meer is dan alleen een man: "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God, en het Woord was God" (1:1). Johannes beschrijft vervolgens dat het “Woord” Jezus is die een man werd om “onder ons te leven” (1:14). De beginverzen in het eerste hoofdstuk leren ons dat Jezus meer is dan alleen een mens die tot bestaan is gekomen, maar dat Hij een oneindige God is. • Hoofdstukken 2-12 bevatten Jezus' bediening. Hij ontmoet een religieuze leider genaamd Nicodemus en leert hem dat niemand het Koninkrijk der Hemelen kan binnengaan tenzij ze persoonlijk "wedergeboren" zijn (3:3). Meerdere keren in het boek beweert Jezus dat Hij Zelf God is, "Ik ben de Vader, die is één" (10:30). Jezus herhaalt ook en past op Zichzelf de Jehovaïsche uitspraak toe, “IK BEN” zoals gevonden in Exodus 3:14, bijvoorbeeld wanneer Jezus verklaart: “Ik ben de opstanding en het leven” (11:25), “Ik ben de weg de waarheid en het leven' (14:6), 'Ik ben de deur' (10:9) en 'Ik ben het brood des levens' (6:35). • De gebeurtenissen in de hoofdstukken 13-17 vinden minder dan 24 uur voor Jezus' dood plaats. Ze beschrijven de details van het Laatste Avondmaal met Jezus en zijn discipelen. Jezus onderwees in deze tijd veel belangrijke onderwerpen aan de discipelen. Sommige hiervan waren onderwerpen over het Koninkrijk en over het werk van de Heilige Geest dat naar hen gestuurd zou worden. Hij bidt ook voor Zichzelf, Zijn discipelen en voor alle toekomstige gelovigen. • De hoofdstukken 18-21 beschrijven de dood, begrafenis en opstanding van Jezus Christus. In deze laatste hoofdstukken staat Hij terecht en wordt hij vervolgens onwettig veroordeeld. Waarna Hij verschrikkelijk wordt geslagen, vernederd en vervolgens gekruisigd. Jezus herrees en stond op uit het graf en verscheen aan Maria Magdalena en zijn discipelen. Wanneer Johannes zijn evangelie voltooit, schrijft hij een van de meest verbazingwekkende waarheden over Jezus Christus: "En er zijn nog veel meer dingen die Jezus deed, en als ze in detail zouden worden geschreven, denk ik dat zelfs de wereld zelf niet de boeken zou bevatten die geschreven worden” (21:25).

BIB-103 Syllabus.docx